Collecties

Teken mij een biljet

Door Stéfane Antoine, Museumgids

Het bankbiljet is vooral een betaalmiddel, maar ook een soort visitekaartje van het land dat het uitgeeft.

In het kort

Voordat een bankbiljet in omloop wordt gebracht, doorloopt het een hele reeks ontwikkelingsfases. Heel wat ontwerpen worden uiteindelijk nooit uitgewerkt tot een biljet, maar ze vormen vandaag een van de belangrijkste collecties van ons museum. De kunstenaars werden gekozen of wonnen een wedstrijd en moesten rekening houden met verschillende criteria, waardoor hun artistieke vrijheid werd beperkt. Er diende rekening te worden gehouden met het klassieke biljetformaat, het thema werd door de Nationale Bank gekozen, de waarde van het biljet moest op de voorgrond komen en er moest plaats worden ingeruimd voor de veiligheidselementen. Aanvankelijk nam de tekst een vooraanstaande plaats in, maar vanaf 1869 won de tekening steeds meer aan belang. Het biljet is een visitekaartje van het land van uitgifte en een weerspiegeling van de natie. De kunstenaars maken daarom gebruik van allegorieën en andere voorstellingen om de ambities en successen van België op de voorgrond te plaatsen. Met zijn La Sagesse glane vertaalt de symbolische kunstenaar Xavier Mellery de boodschap van die tijd in een tekening: er wacht een veelbelovende toekomst voor iedereen die werkt en de vruchten van zijn werk plukt.

De tekening neemt vandaag een centrale plaats in op ons papiergeld. Maar wie schuilt er achter het ontwerp van de bankbiljetten? Welke criteria zijn doorslaggevend bij de keuze voor een bepaalde kunstenaar of grafisch vormgever en waaruit bestaat hun werk? In dit artikel vind je antwoorden op deze vragen.

Op de eerste bankbiljetten nam de tekst een belangrijkere plaats in dan de tekening. In België kwam hier pas verandering in met de nieuwe biljettenserie van 1869.  Vanaf deze reeks kregen de biljetten ook een volwaardige keerzijde, met een andere tekening dan de voorzijde. Dit verklaart waarom vanaf deze serie het ontwikkelingsproces van het bankbiljet werd opgesplitst. Twee verschillende personen namen voortaan de tekening en de gravure van de motieven voor hun rekening.

De tekening van de biljettenreeks van 1869 was van de hand van de historieschilder Henri Hendrickx. Hij was directeur van de Academie in Sint-Joost-Ten-Node.  Hoewel er niet zoiets als een bepaald type biljettentekenaar bestaat, kozen banken vaak voor schilders die als docent aan een instituut verbonden waren.  Ook kunstenaars die reeds verschillende officiële kunstwerken en overheidsbestellingen uitgevoerd hadden, kwamen in aanmerking. Zo had Hendrickx praalwagens voor de Ommegang en triomfbogen voor Brussel vormgegeven.

Billet de 100 BEF
Voorzijde van het 100-frankbiljet, type 1869 © Museum van de Nationale Bank van België
Billet de 100 BEF
Biljetontwerp van Louis Titz, met een Waals industrieel landschap en het Vlaamse platteland, verenigd door de Belgische leeuw © Museum van de Nationale Bank van België

Het bankbiljet is een betaalmiddel, maar op zich ook een kunstwerk. De vrijheid van de kunstenaars was echter beperkt. De Nationale Bank koos voor elke nieuwe serie het thema en het formaat van het bankbiljet. De tekening moest de waarde van het biljet op de voorgrond plaatsen en talrijke details bevatten om de veiligheid te verhogen. Tot slot moest het biljet ook een weerspiegeling zijn van het land van uitgifte en de nationale identiteit uitdragen. Vandaar dat frequent allegorieën en boodschappen werden gebruikt die verwijzen naar de ambities en successen van België.

De kunstenaars maakten eerst een voorontwerp dat grondig bestudeerd werd door een speciale commissie.  Vervolgens werd een tweede proefversie uitgevoerd die rekening hield met de opmerkingen.  Deze versie werd nog verder verbeterd vooraleer ze als definitief beschouwd werd. De kunstenaars maakten een ontwerp van het biljet in een formaat dat veel groter was dan het eigenlijke biljet. Afhankelijk van de gebruikte techniek werd voor het ontwerp stevig papier of karton gebruikt. Het ontwerp werd vervolgens uitgevoerd met potlood, waterverf, olieverf, inkt of gouache.  De graveur werkte het ontwerp vervolgens op ware grootte uit.

De ontwerpen en voorontwerpen van de biljetten vormen een van de belangrijkste collecties van het museum. Ze getuigen zowel van de ontwikkeling van de kunst in België als van de thema’s die werden gekozen om de Belgische natie op de biljetten af te beelden. Niet alle ontwerpen werden door de Nationale Bank als echte bankbiljetten in omloop gebracht. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het ontwerp van Xavier Mellery, La Sagesse glane.

Xavier Mellery (1845-1921) is een Brusselse schilder, een belangrijke vertegenwoordiger van het symbolisme in België, in navolging van Félicien Rops, Fernand Khnopff en Jean Delville. Hij vervaardigde heel wat symbolische composities met allegorische en mythologische figuren, in sepia op een gouden achtergrond. Zijn ontwerp voor het 100-frankbiljet is daar een voorbeeld van. La Sagesse glane is een decoratieve allegorie die de verpersoonlijking van de Wijsheid, die op haar knieën korenaren verzamelt, op de voorgrond plaatst. Op de achtergrond zien we de sokkel van een imposant monument, versierd met een bas-reliëf dat een ploegende os voorstelt. De Wijsheid wordt vergezeld door Cupido, die letterlijk zijn steentje aan het gebouw bijdraagt. Op de steen lezen we het opschrift ‘Espérance’ (Hoop). De tekening kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd, maar de algemene inhoud komt duidelijk overeen met de boodschap die de Nationale Bank met het nieuwe 100-frankbiljet wilde brengen aan de inwoners van de economische groeipool die België in de negentiende eeuw was: verstand, werk en spaarzaamheid maken een veelbelovende en hoopvolle toekomst mogelijk.

Femme a croupis avec un angelot derrière elle
Biljetontwerp La Sagesse glane van Xavier Mellery © Museum van de Nationale Bank van België
Billet de 20 BEF
Keerzijde van het 20-frankbiljet, type 1894 © Museum van de Nationale Bank van België

Vanaf het einde van de negentiende eeuw werden geleidelijk wedstrijden uitgeschreven waaraan iedereen vrij kon deelnemen. Soms werd de wedstrijd beperkt tot een aantal vooraf geselecteerde kunstenaars. Zo vroeg de Nationale Bank van België in 1894 aan de schilders en illustratoren Adolphe Crespin, Herman Richir en Louis Titz om voorontwerpen in te dienen. Titz zou de wedstrijd winnen. Hij koos voor een klassiek thema, maar gaf er een fantasierijke interpretatie aan. Hiervan getuigen de decoratieve motieven op de keerzijde van het biljet.

Wanneer geen wedstrijd werd uitgeschreven, was de keuze van de kunstenaar het voorrecht van de gouverneur. Zo werd de Gentenaar Constant Montald gekozen door gouverneur Victor Van Hoegaerden om vanaf 1898 meerdere biljettenseries te verwezenlijken. Hoewel de archieven geen inlichtingen bieden over de redenen voor deze keuze, zijn enkele toevalligheden toch opvallend. De band van de gouverneur met de stad Gent ging immers terug tot zijn kinderjaren. Bovendien genoot Montald, die in 1886 de Prijs van Rome had gewonnen en in 1896 benoemd werd in de Brusselse Academie algemeen erkenning, wat voor de gouverneur niet onopgemerkt was gebleven.

Tijdens het interbellum deed een nieuw type specialist, de grafische vormgever, zijn intrede bij het ontwerpen van biljetten. Het was zijn taak de esthetische gevoeligheden in overeenstemming te brengen met de communicatiefunctie en veiligheidsvoorschriften van het biljet.

Bij de creatie van een bankbiljet moet met verschillende kenmerken worden rekening gehouden.  Dat een biljet deel uitmaakt van een serie en dat er om wettelijke of veiligheidsredenen talrijke elementen moeten worden opgenomen, beïnvloeden het uiteindelijke resultaat. Bij de tekening balanceert de kunstenaar dus tussen het zoeken naar ingewikkelde motieven, die moeilijk te vervalsen zijn, en eenvoudige en heldere tekeningen.

De complexiteit van het toenemende aantal veiligheidskenmerken van de biljetten zorgden ervoor dat de creativiteit van de grafici fors werd ingeperkt. Daarom koos de Nationale Bank ervoor om de uitvoering van de laatste serie Belgische frankbiljetten, die tussen 1994 en 1997 werd uitgegeven, aan haar eigen team grafische specialisten toe te vertrouwen. De biljetten die uitgegeven werden tussen 1978 en 1982 waren nog van de hand van verschillende externe ontwerpers.

Billet de 50€ sous lumière UV
Om ze te beveiligen reageren onze biljetten op een bijzondere manier op UV-licht © Europese Centrale Bank
Billet de 20 euros
20 eurobiljet van de eerste reeks © Museum van de Nationale Bank van België

Het ontwerp van de eerste serie eurobiljetten werd gekozen via een wedstrijd, waarbij twee thema’s werden vooropgesteld: ‘Tijdperken en stijlen van Europa’ en ‘Abstract-modern’.  De voorgestelde ontwerpen moesten een gevoel van eenheid tussen de zeven biljetten creëren en aantrekkelijk zijn om te worden aanvaard in het hele eurogebied.  Beveiliging tegen vervalsing bleef weliswaar de belangrijkste factor.  De grafische ontwerpers werden geselecteerd door de centrale banken van de Europese Unie (met uitzondering van Denemarken). Elke centrale bank mocht tot drie grafici aanduiden.  Er werd geen enkele omschrijving gegeven over hoe het ontwerp moest worden gemaakt. Sommige ontwerpers schilderden of tekenden hun ontwerp met de hand en andere realiseerden de tekening op een computer. Het was uiteindelijk de Oostenrijker Robert Kalina die de wedstrijd won. Zijn ontwerpen in de categorie ‘Tijdperken en stijlen van Europa’ werden als het meest coherente en representatieve voor ons continent beschouwd.

Het wedstrijdprincipe werd ook voor de tweede eurobiljettenserie ‘Europa’ toegepast. Deze keer won een Duitse ontwerper, Reinhold Gerstetter. Hij ontwierp de biljetten op een computer met behulp van gespecialiseerde software. De Nationale Bank van België bewerkte de tekening van het 5-eurobiljet tot een drukklaar biljet.  Hierbij moest rekening gehouden worden met de verschillende veiligheidskenmerken, de productiefasen en de -beperkingen.

Bibliografie

  • Brion R. & Moreau J.-L., Le billet dans tous ses États. Du premier papier-monnaie à l’euro, Anvers, 2001.
  • L’avènement de l’euro, notre monnaie. Un bref historique des billets et des pièces en euros, Banque centrale européenne, 2007.
  • Laclotte M. & Cuzin J.-P. (éd.), Le dictionnaire de la peinture, Paris, Larousse, 2003.
  • Le billet de banque belge, cd-rom, Musée de la Banque nationale de Belgique, 2001.
  • Ogonovszky-Steffens J., « Le billet de banque belge idéaliste – un petit format officiel, moyen de diffusion, à grande échelle, d’un idéal de vie et d’une imagerie d’État » dans Bulletin de la classe des Beaux-Arts, t. 10, 1999.