Collecties

Het bankbiljet, een Chinese uitvinding?

Door Coralie Boeykens, Museumgids

Wist je dat het eerste papiergeld uit China kwam? Dat hoeft niet te verbazen, want de Chinezen hebben ook het papier en de boekdrukkunst uitgevonden ...

BnF Marco Polo

Geen bankbiljet zonder papier! Dit lijkt vanzelfsprekend en het is dan ook niet verwonderlijk dat het bankbiljet, of beter gezegd papiergeld, voor het eerst opdook in China, aangezien het de Chinezen zelf waren die als eersten ... papier uitvonden! Ze vonden niet alleen papier uit, maar ook de boekdrukkunst. China was dus in grote mate voorbestemd om als eerste land papiergeld te gebruiken.

We weten dat de moerbeiboom reeds in de Shangperiode (18de-12de eeuw voor Christus) werd geteeld in de vallei van de Gele Rivier. De eerste sporen naar papier gaan terug tot de tweede helft van de 1ste eeuw voor onze tijdrekening. Maar op dat moment werd papier nog niet gebruikt als drager voor het Chinese penseelschrift. De materialen die toen werden gebruikt waren linnen, hennep, bamboe en de bast van de moerbeiboom. Tussen de 2de en de 4de eeuw kwam hier snel verandering in: de kwaliteit van de pulp verbeterde voortdurend door rotanstengels en de bast van de moerbeiboom in water te weken. Zo werd het mogelijk om met een penseel op deze nieuwe drager te schrijven. Aangezien papier minder zwaar was en minder plaats innam verving het de bamboelatten en raakte het gebruik veralgemeend. De administratieve teksten en verslagen voor het hof werden op papier aangebracht. Het verticale schrift – te lezen van boven naar beneden – werd evenwel behouden. Dat type schrift dateert uit de Oudheid toen werd geschreven op verticaal aan elkaar bevestigde bamboelatten.

Geld van de Song dynastie © Museum van de Nationale Bank van België

Tijdens de Tangdynastie (618-907) werd de behoefte aan ruilmiddelen steeds groter. Het begrip krediet was goed ingeburgerd en de Chinezen waren bereid een blad papier waarop een waarde wordt vermeld te gebruiken. Deze verandering vond vermoedelijk zijn oorsprong bij de geldschieters. Zij gebruikten immers papier voor de handelstransacties in hun kraampjes en dat papier vertegenwoordigde een bepaalde waarde. 

We weten ook dat rond de 6de eeuw het koper dat nodig was om Chinese munten (sapeke) te maken steeds zeldzamer werd. Het offergeld dat als viaticum (‘reisgeld’ voor het hiernamaals) voor de doden werd gebruikt, werd vervangen door een biljet. Maar kunnen we in dat specifieke geval van een ruilmiddel spreken? Nee, natuurlijk niet, maar in deze specifieke context vervangt papier probleemloos metaal.

Aan het einde van de Tangperiode hadden de kooplui de gewoonte om kostbaarheden bij hun koopmansgilde in bewaring te geven. In ruil voor hun inleg kregen zij biljetten aan toonder, ‘Hequan’ genaamd. Deze Hequan kenden veel succes en werden overgenomen door de autoriteiten. Zij pikten het idee op en nodigden kooplui uit om hun metalen munten in bewaring te geven bij een financiële overheidsinstelling. In ruil daarvoor gaven ze officiële ‘biljetten met tegenwaarde’, ‘Fey-thsian’ of ‘vliegend geld’ genaamd uit.

Tijdens de Songdynastie (960-1276) was de handel in de regio Szechuan zo bloeiend dat er onvoldoende koperen munten waren. Sommige kooplui gaven een particuliere munt uit, ‘Zhu Quan’, gemaakt van moerbeiboompapier. Deze biljetten werden gedekt door een monetaire reserve (in munten of zout en later door een reserve in goud en zilver). Het was het eerste echte biljet met wettelijke betaalkracht. In 1024 trekt de regering het monopolie op de uitgifte van papiergeld naar zich toe en onder de Yuandynastie (1279-1367) werd papiergeld het enige wettige ruilmiddel.

Onder de Mingdynastie (1368-1644) werd de uitgifte van bankbiljetten vanaf 1380 na een herschikking door de regering toevertrouwd aan het ministerie van Financiën.

De naam van Hongwu (de stichter van de Mingdynastie) en van de minister van Financiën prijkt op alle bankbiljetten die tussen 1380 en 1560 werden uitgegeven. De uitgiften omvatten waarden van 100-200-300-400-500 wen en 1 guan, waarbij elke guan 1000 koperen munten of één liang (1 taël) zilver waard was en vier guan één liang goud waard was.

Helaas werden deze biljetten doorlopend uitgegeven, zonder de oude biljetten uit omloop te halen, wat onvermijdelijk tot een inflatoire situatie leidde. Aanvankelijk, in 1380, was één guan 1000 koperen munten waard, terwijl diezelfde guan in 1535 nog maar 0,28 koperen munten waard was!

Billet Chinois
Voorzijde van een biljet van 1000 cash tijdens de Ming Dynastie. © Museum van de Nationale Bank van België
Verso du billet chinois
Achterzijde van een biljet van 1000 cash tijdens de Ming Dynastie. © Museum van de Nationale Bank van België

Het bankbiljet dat hier afgebeeld wordt en dat je kan bekijken in het parcours Geld, een verhaal van het museum, dateert uit deze periode. Het is een groot formaat (340 x 221 mm) en werd gedrukt op grijsachtig papier. Bovenaan staan de uitgever en de naam van de stichter van de dynastie, Hongwu, vermeld. Net daaronder wordt de waarde aangeduid als ‘Yi guan’, wat wordt vertaald als ‘een ligatuur’. De voorstelling van de ligatuur, in de vorm van 10 stapeltjes munten, wordt eveneens afgebeeld.

Rechts en links staan, bovenop de versieringen met in elkaar verweven bloemen en draken, twee inscripties in zegelstijl: “Bankbiljet van de Grote Mingdynastie” en “In omloop in het Rijk”.

In de onderste cartouche prijkt een lange inscriptie, van rechts naar links, die ons nog wat meer informatie geeft over het bankbiljet. De twee kolommen rechts geven aan dat het biljet is “Gedrukt met keizerlijke toestemming door het ministerie van Financiën”, terwijl de middelste vier kolommen vermelden: “Het bankbiljet van de Grote Mingdynastie is in omloop en wordt gebruikt samen met koperen munten. Valsemunters zullen worden onthoofd en diegenen die inlichtingen hebben verschaft waardoor de arrestatie (van de valsemunters) mogelijk werd gemaakt, zullen worden beloond met tweehonderdvijftig liang zilver. Bovendien zullen zij ook de bezittingen van de schuldige ontvangen”.

Ten slotte staat in de laatste kolom aan de linkerkant “(gemaakt in het tijdperk) Hongwu ___jaar, ___maand, ___dag”. De lege plekken moesten met de hand moeten worden ingevuld, om het jaar van uitgifte aan te geven. Ze werden echter nooit ingevuld en dezelfde ‘Hongwu’-datum werd gebruikt, zelfs na het einde van het tijdperk.

De interessantste beschrijving van Chinees papiergeld komt van Marco Polo (1254-1324), de beroemde Venetiaanse koopman die op ontdekkingsreis naar het Verre Oosten trok. Hij beschrijft een bankbiljet dat dateert uit de Yuanperiode, tijdens het bewind van de Mongoolse leider Koeblai Khan (1214-1294). Dankzij zijn getuigenis kennen wij het fascinerende productieproces van deze bankbiljetten: “Het is in de stad Khanbalik dat de Grote Khan zijn Munt heeft (...). Daar wordt inderdaad papiergeld gemaakt van het spinthout van de moerbeiboom, waarvan de bladeren de zijderups voeden. Het spinthout, tussen de bast en het kernhout, wordt er afgehaald, verbrijzeld, met lijm vermengd en platgedrukt in vellen die lijken op katoenpapier, maar dan helemaal zwart. De procedure van uitgifte is zeer formeel, alsof het om puur goud of zilver gaat. Op elke coupon die bestemd is om een bankbiljet te worden, schrijven speciaal aangeduide ambtenaren hun naam en plaatsen hun stempel. Wanneer dit naar behoren is uitgevoerd, doopt de door de Khan aangestelde chef van de ambtenaren zijn zegel in kleurstof (vermiljoen) en brengt zijn stempel bovenaan het coupon aan. Vanaf dan is het biljet authentiek. Dit papier wordt dan verspreid over alle domeinen van Zijne Majesteit, en niemand durft, op straffe van zijn leven, te weigeren het in ontvangst te nemen als betaling.”

BnF Marco Polo
Marco Polo onderweg doorheen Azië, Extract uit de Catalaanse wereldatlas van Abraham Cresques (1375) © Nationale Bibliotheek van Frankrijk
Vitrine Marco Polo
Een Chinees biljet van 1000 cash gepresenteerd in de vitrine van het museum. © Museum van de Nationale Bank van België

Marco Polo stelde geamuseerd vast dat terwijl alchemisten in Europa eeuwenlang wanhopig hadden geprobeerd om metalen in goud te veranderen, de keizers in China doodeenvoudig papier in geld hadden veranderd. Eenmaal thuis deed Marco Polo het relaas van zijn ervaringen en avonturen in het Rijk van het Midden, maar toen hij het over papiergeld en vliegend geld had, geloofde niemand hem. Pas enkele eeuwen later werd papiergeld in Europa ingevoerd. De toekomst zou Marco Polo gelijk geven, want in 1900 vonden westerse soldaten tijdens de Bokseropstand sporen van deze oude Chinese bankbiljetten.

De geschiedenis van het papiergeld in China heeft zijn ups en downs gekend, met perioden van ongebreidelde inflatie. Niettemin gaven de Chinezen lang voor de westerse landen blijk van een vooruitziende kijk om de problemen op te lossen die gepaard gaan met een bloeiende handel. Als we vasthouden aan het concept van papiergeld dat wordt uitgegeven met een monetaire reserve als onderpand, dateren de eerste documenten inderdaad uit de 10de eeuw. Dit betekent dus dat de Chinezen dit ruilmiddel ongeveer zeven eeuwen vóór de Westerse wereld gebruikten!

Bibliografie

  • Museum van de Nationale Bank van België, Geld, een verhaal, 2006, p. 21.
  • KANN E., History of Chinese paper money (ancient), International Banknote Society, 1963.
  • MARSH G., « Chinese note of Ming Dynasty rates among oldest paper currency known » in Coin World, 1 december 1965, p.56.
  • NARBETH C., Collecting paper money, Seaby London, 1986.
  • REINFELD F., The story of paper money, Sterling publishing CO., Inc., 1957.
  • SCHOONHEYT J., 4000 ans de moyen d’échange, Exhibitions International, 2013.